Soldaatje

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst

Soldaatje (Orchis militaris)

De bloemen bloeien van beneden naar boven, er zijn dus geen gesloten bloemen aan de voet van de aar. De helm bestaat uit alle vijf de blaadjes, de buitenzijde is lichtroze, de binnenzijde is paarsig gestreept. De onderlip is langgerekt, variabel. De middenslip is aan de voet bijna even smal als de zijslippen, maar aan de top plotseling verbreed. De zijslippen zijn niet naar boven gekromd. Op de lichtrode lip zitten purperkleurige haarbundeltjes. De Orchis militaris verspreidt een lekkere geur.
Kenmerken van het geslacht Standelkruid  (Orchis) waartoe Soldaatje behoort.

De Standelkruiden hebben een duidelijk spoor aan de achterzijde van de onderlip. De onderlip is breed, aan het einde duidelijk ingesneden, vaak in 3 slippen. De slippen zijn niet lang en dun zoals bij de Bokkenorchis of Poppenorchis. Er zijn geen tandjes of slipjes op de onderlip, zoals bij het Hondskruid. De aren zijn breed, de spoor is dik, kegel- of knotsvormig en niet langer dan het vruchtbeginsel (het vruchtbeginsel lijkt op een bloemsteel).
Bij de bloei verwelkt een van de twee knollen, de ander richt zich op de volgende bloei. Dit noemt men wisselknollen.
De zaden zijn zeer talrijk en klein en kunnen alleen kiemen met behulp van een schimmel (mycorrhiza - vergelijk ook paddestoelen).

SPECIFICATIES - soldaatje
familieOrchideeënfamilie (Orchidaceae)
info familieLeden van deze familie hebben bladen met een gave rand, ze zijn meestal lancetvormig, aan de voet vaak stengelomvattend.
De bloemen staan in aren, trossen of pluimen.
De bloemen zijn symmetrisch, ze hebben 6 kroonblaadjes en zijn vaak opvallend gekleurd.
Vijf van de zes kroonblaadjes zijn vaak naar elkaar toegebogen en vormen zo een soort helm, het zesde blaadje staat apart, is groter dan de overige blaadjes en wordt lip genoemd. Deze lip loopt vaak uit in een spoor.



Bij de inlandse orchideeën zijn de stijl, de stempel en 1 meeldraad zonder helmdraad, dus alleen een helmknopje, vergroeid tot een zuiltje. Het helmknopje bestaat uit twee hokjes en zit meestal voor de stempel.
In de hokjes zit het stuifmeel in de vorm van een klompje. Deze stuifmeelklompjes hebben een steeltje. Het einde van dit steeltje is weer vergroeid met een snaveltje (rostellum). Een deel van dit snaveltje is veranderd in gom of in een paar kleefschijfjes. De stuifmeelklompjes groeien hieraan vast. Soms liggen de schijfje bloot, bv. bij de Muggenorchis. Bij andere geslachten ligt ieder schijfje weer in een napje. Ook kunnen beide schijfjes in 1 napje liggen.

Onder de stempelplek ligt bij vele soorten de ingang tot de spoor waar de honing bewaard wordt. Bij sporenloze orchideeën ligt de honing op de onderlip.

Als nu een insect, op zoek naar de honing, tegen de kleefschijfjes aankomt, dan plakken deze inclusief de stuifmeelklompjes vast op de kop van het insect. Is er een beursje, dan klapt dit bij aanraking terug en komen de kleefschijfjes bloot te liggen en kunnen ze vastplakken op de kop van het insect. De steeltjes van de klompjes staan dan rechtovereind op de kop van het insect. Na een paar seconden, net genoeg voor het insect om een volgende bloem te vinden, buigen de steeltjes door en kunnen het stuifmeel overbrengen op de bloem waar het insect zich inmiddels bevindt.

Oorspronkelijk bloeiden orchideeën met de lip naar boven gericht. Dit bleek onhandig voor de insecten die op hun kop op de lip moesten landen om bij de honing te kunnen. De evolutie heeft dit gecorrigeerd door het onderstandige vruchtbeginsel een halve slag te draaien - de bloem, die in de knop nog naar boven is gericht - wordt nu bij het openen gedraaid.



De andere twee binnenste bloemdekblaadjes zijn meestal ongeveer gelijk van vorm met de drie van de buitenste krans. Soms vormen ze samen met de bovenste van de buitenkrans een soort helm boven de stempelzuil.
Orchideeën leven in symbiose met bodemschimmels die de wortels binnendringen. Het heeft dan ook geen zin om orchideeën uit te graven voor in de tuin: ze zullen het niet overleven.
naam soldaatje (Orchis militaris)
waar vochtige, kalkrijke grond in lichte loofbossen en struikgewas en in kalk- en duingraslanden
bloei mei - juni
kleur helm witachtig roze, lip donkerder
blad 3-5 grondstandige bladeren, eirond tot langwerpig, vlak en niet gevlekt, bovenkant glanzend
vrucht doosvrucht